Staatssecretaris Barbara Visser heeft in het plenaire debat op 20 februari 2020 meerdere malen aangegeven dat zij al in het voorjaar van 2018 twijfels had over het proces. En dat zij vanaf toen andere opties, te weten Doorn en Rotterdam, als vestigingsplaats aan het verkennen was.

Er is vanaf mei 2018 via verkennende gesprekken met de gemeente Utrechtse Heuvelrug gekeken of blijven in Doorn een optie was. Ook is met Rotterdam verkend of daar locaties beschikbaar waren. Uiteindelijk heeft de staatssecretaris in mei 2019 om tot een zorgvuldige afweging te kunnen komen, de formele opdracht gegeven voor het officiële alternatievenonderzoek. Dit onderzoek is gestart op basis van een actueel afwegingskader waarin 3 relevante aspecten zijn opgenomen. Dat zijn: de realisatie van een fit-for-purpose kazerne, de toekomstbestendigheid en continuïteit van het Korps Mariniers en de financiën.

Daarnaast meldt de Volkskrant in het artikel dat ‘pas in het najaar van 2019 vanuit Rotterdam een gesprek op gang kwam’. Tijdens het plenaire debat op 20 februari 2020 is abusievelijk najaar 2019 genoemd, terwijl getuige het debat en de geschetste chronologie het logisch is dat dit najaar 2018 moest zijn. Uit het betoog van de staatssecretaris blijkt immers dat dit moment voor mei 2019 moet liggen.

De staatssecretaris heeft in het debat erkend dat ze meer openheid en transparantie in het proces had moeten geven naar Zeeland en de Kamer bij de momenten van twijfels over de verhuizing naar Vlissingen. Daarbij heeft ze aangegeven dat zij zich teveel op de verdere inhoudelijke onderbouwing van haar heroverweging heeft gericht en daarmee onvoldoende oog heeft gehad voor het proces richting Zeeland en de Kamer en dat dit anders had gemoeten.

 

Bron: Defensie Actueel